• åpen·bart
  • Afleiding van het Noorse bijvoeglijke naamwoord åpenbar met het achtervoegsel -t.
Naar frequentie 2779

åpenbart, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van åpenbar

åpenbart

  1. duidelijk, kennelijk, klaarblijkelijk