• zwoor
vervoeging van
zweren

zwoor

  1. enkelvoud verleden tijd van zweren
    • Ik zwoor. 
    • Jij zwoor. 
    • Hij, zij, het zwoor. 
59 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be