zwoer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwoer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zweren |
zwoer
- enkelvoud verleden tijd van zweren
- Ik zwoer.
- Jij zwoer.
- Hij, zij, het zwoer.
- Ik zwoer.
Opmerkingen
- Alleen in de betekenis van een eed afleggen.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.