zwoer samen
- Geluid: zwoer samen (hulp, bestand)
- zwoer sa·men
vervoeging van |
---|
samenzweren |
zwoer samen
- enkelvoud verleden tijd van samenzweren
- Ik zwoer samen.
- Jij zwoer samen.
- Hij, zij, het zwoer samen.
- Ik zwoer samen.
- Het woord zwoer samen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.