Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwil·wrat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwilwrat zwilwratten
verkleinwoord zwilwratje zwilwratjes

Zelfstandig naamwoord

de zwilwratv / m

  1. (medisch) (zoötomie) eeltachtige bobbel aan de binnenzijde van het been van een paard
    • Er wordt vermoed dat de zwilwrat de plaats van een rudimentaire teen aangeeft. 

Gangbaarheid

8 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be