• zwart·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord zwartsel zwartsels, zwartselen
verkleinwoord zwartseltje zwartseltjes

het zwartselo

  1. zwarte kleurstof of verf
vervoeging van
zwartselen

zwartsel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartselen
    • Ik zwartsel. 
  2. gebiedende wijs van zwartselen
    • Zwartsel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartselen
    • Zwartsel je? 
71 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be