Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwam·neus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwamneus zwamneuzen
verkleinwoord zwamneusje zwamneusjes

Zelfstandig naamwoord

zwamneus m/v

  1. iemand die zwamt
    • Sommige pubers gedragen zich als zwamneuzen. 

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be