Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zorg·bo·nus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zorgbonus zorgbonussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zorgbonusm

  1. een bonus voor het zorgpersoneel ten tijde van de coronapandemie als bedankje voor hun bijzondere inzet in deze moeilijke periode