zomerhuisje
- Geluid: zomerhuisje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzomərˌhœyʃə / (4 lettergrepen)
- zo·mer·huis·je
- afgeleid van zomerhuis zn met het achtervoegsel -je, op te vatten als samenstelling van zomer zn en huisje zn
het zomerhuisje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zomerhuis
- In het spraakgebruik is dit verkleinwoord gangbaarder dan "zomerhuis".
- Het woord zomerhuisje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.