• zoet·je
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord zoetje zoetjes

het zoetjeo dim. tant.

  1. een dosis kunstmatige zoetstof, meest in de vorm van een klein pilletje
    • Wil je een zoetje voor de koffie of gebruik je suiker? 

het zoetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zoet
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be