• zet·ten dicht
vervoeging van
dichtzetten

zetten (...) dicht

  1. meervoud tegenwoordige tijd van dichtzetten
vervoeging van
dichtzetten

zetten (...) dicht

  1. meervoud verleden tijd van dichtzetten
    • Wij zetten dicht. 
    • Jullie zetten dicht. 
    • Zij zetten dicht.