zette gelijk
- zet·te ge·lijk
vervoeging van |
---|
gelijkzetten |
zette gelijk
- enkelvoud verleden tijd van gelijkzetten
- Ik zette gelijk.
- Jij zette gelijk.
- Hij, zij, het zette gelijk.
- Ik zette gelijk.
- aanvoegende wijs van gelijkzetten
- Het woord zette gelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.