zessen
- zes·sen
de zessen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zes
- Hij had twee zessen, drie achten en een negen op zijn rapport.
- ▸ Er was ons gezegd dat we met zijn zessen naast elkaar moesten lopen. Net als bijna alles in het leven had dat een politieke reden.[1]
zessen
- van zessen klaar zijn
snel en goed op verschillende omstandigheden kunnen reageren
- Zijn waren met zijn zessen.
Zij waren zes in getal.
- Het woord zessen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zessen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be