zendo
- zen·do
- uit het Japans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zendo | zendo's |
verkleinwoord |
de zendo m
- (religie) boeddhistische meditatieruimte
- ▸ En toen was daar die laatste dag, nummer 100. Na het parachutespringen keerde de groep terug in de zendo. Zittend op hun meditatiekussens lazen ze ieder hun brieven voor waarin ze de krijgers in zichzelf verwelkomen. Jørgen had met Atalwin afgesproken dat hij als laatste aan de beurt zou zijn.[1]
- Het woord zendo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Haro Kraak“Van vadsige blower naar stralende krijger in honderd dagen” (24 augustus 2017), de Volkskrant