• ze·gen in
vervoeging van
inzegenen

zegen (...) in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzegenen
    • Ik zegen in. 
  2. gebiedende wijs van inzegenen
    • Zegen in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzegenen
    • Zegen je in?