Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zan·ge·rig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zangerigheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zangerigheidv

  1. de mate waarin iets zangerig is
    • Haar manier van spreken heeft een zekere zangerigheid. 


Gangbaarheid