Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·mel in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inzamelen

zamel in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzamelen
    • Ik zamel in. 
  2. gebiedende wijs van inzamelen
    • Zamel in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzamelen
    • Zamel je in? 


Gangbaarheid