Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zak·cent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakcent zakcenten
verkleinwoord zakcentje zakcentjes

Zelfstandig naamwoord

de zakcentm

  1. geld om op zak te hebben voor kleine uitgaven
    • Die bonus was wat groter dan een eenvoudige zakcent. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be