Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaad·zol·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaadzolder zaadzolders
verkleinwoord zaadzoldertje zaadzoldertjes

Zelfstandig naamwoord

de zaadzolderv / m

  1. een verdieping in een pakhuis die gebruikt wordt voor het opslaan van zaad
    • In de zaadzolder wordt het zaad bewaard voor het zaaien in de komende lente. 

Gangbaarheid