• wou
vervoeging van
willen

wou

  1. enkelvoud verleden tijd van willen
    • Ik wou. 
    • Jij wou. 
    • Hij, zij, het wou. 
     Een van de angsten die ik tijdens deze tocht wou beteugelen, was om helemaal alleen te slapen in de wildernis.[1]

De vorm wou geldt als informeler en spreektaliger dan wilde.

77 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be