wou
- wou
vervoeging van |
---|
willen |
wou
- enkelvoud verleden tijd van willen
- Ik wou.
- Jij wou.
- Hij, zij, het wou.
- Ik wou.
- ▸ Een van de angsten die ik tijdens deze tocht wou beteugelen, was om helemaal alleen te slapen in de wildernis.[1]
De vorm wou geldt als informeler en spreektaliger dan wilde.
- Het woord wou staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wou" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be