wonnen af
- won·nen af
vervoeging van |
---|
afwinnen |
wonnen (...) af
- meervoud verleden tijd van afwinnen
- Wij wonnen af.
- Jullie wonnen af.
- Zij wonnen af.
- Wij wonnen af.
- Het woord 'wonnen af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.