• won·nen
vervoeging van
winnen

wonnen

  1. meervoud verleden tijd van winnen
    • Wij wonnen. 
    • Jullie wonnen. 
    • Zij wonnen. 
86 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be