woningencomplex
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wo·nin·gen·com·plex
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woningencomplex | woningencomplexen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het woningencomplex o
- een groep van woningen die samen een geheel vormen
- ▸ De helft van de staatsorder ging om een woningencomplex dat onder gemeentelijke regie zou worden geleid, dus een onderdeel zou worden van wat het algemeen belang werd genoemd.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'woningencomplex' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142