Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wol·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wolgoed
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het wolgoedo

  1. het geheel van wollen kleding en andere wollen materialen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be