• wis·sel·den uit
vervoeging van
uitwisselen

wisselden (…) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitwisselen
    • Wij wisselden uit. 
    • Jullie wisselden uit. 
    • Zij wisselden uit. 
     'Dat doet nauwelijks onder voor Zorn'was Lauritz'eerste spontane commentaar en Sverre en Johanne wisselden een korte verrukte blik uit.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691