Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wind·lak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord windlak
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

windlak m/o [1]

  1. glans die een gesteente onder invloed van de polijstende invloed van wind kan krijgen

Gangbaarheid

24 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen