• wil·le

wille

  1. datief mannelijk en vrouwelijk  van wil, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
  • Om der wille van de smeer, likt de kat de kandeleer
als iemand denkt ergens uiteindelijk voordeel bij te hebben, doet hij dingen die hij eigenlijk niet prettig vindt
vervoeging van
willen

wille

  1. aanvoegende wijs van willen