Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werp voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorwerpen

werp (…) voor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwerpen
    • Ik werp voor. 
  2. gebiedende wijs van voorwerpen
    • Werp voor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwerpen
    • Werp je voor? 

Gangbaarheid