werkte uit
- Geluid: werkte uit (hulp, bestand)
- werk·te uit
vervoeging van |
---|
uitwerken |
werkte uit
- enkelvoud verleden tijd van uitwerken
- Ik werkte uit.
- Jij werkte uit.
- Hij, zij, het werkte uit.
- Ik werkte uit.
- Het woord werkte uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.