Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·front
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkfront werkfronten
verkleinwoord werkfrontje werkfrontjes

Zelfstandig naamwoord

het werkfronto

  1. (mijnbouw) de locatie in een groeve waar men de delfstoffen aan het ontginnen is
    • De blokbrekers moesten door het tunnelstelsel lopen om bij hun werkfront werkfront te komen.