Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·be·spa·rend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen werkbesparend
verbogen werkbesparende

Bijvoeglijk naamwoord

werkbesparend

  1. iets waardoor voor hetzelfde resultaat minder werk verricht hoeft te worden