• we·reld·vreemd·heid

afleiding van wereldvreemd met het achtervoegsel -heid

enkelvoud meervoud
naamwoord wereldvreemdheid (wereldvreemdheden)
verkleinwoord

de wereldvreemdheidv [1]

  1. het niet bekend zijn met wat er in de wereld omgaat
    • ,,Door haar opvoeding, eigenzinnigheid, eigendunk, tunnelvisie, zelfoverschatting, wereldvreemdheid en niet te vergeten haar weerzin tegen democratie en parlement maakte ze keer op keer inschattingsfouten. [2] 
    • Jenni van Ulzen zelf verbaast zich nog altijd over de wereldvreemdheid van sommige familieleden. „De wereld stond in brand, er waren joden vermoord, dan lees je in een dagboek dat iemand zich druk maakt over eieren. Er waren er niet genoeg om te wecken!Hoe is het mogelijk, denk je dan.” [3] 
    • De verdediging geldt met name de brief die Laurent donderdag op het laatste moment stuurde aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers die op dat moment moest beslissen of zijn uitkering van de staat gekort moest worden. 'Zielig! Wat een klaagzang! Zoveel wereldvreemdheid!', waren slechts enkele van de nog milde reacties op het schrijven van Laurent (54). Het parlement bleek ongevoelig voor zijn epistel en besloot tot een korting van 15 procent. [4]