Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·mie·ter·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegmieteren

wegmieterden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van wegmieteren
    • ...dat wij wegmieterden. 
    • ...dat jullie wegmieterden. 
    • ...dat zij wegmieterden. 
    • Of had jij nooit vriendjes, vriendinnetjes die thuis gezond aten, maar wel stiekem snoep, patat, blikjes frisdrank etc onder of na schooltijd kochten? Die de door moeder gesmeerde gezonde boterhammen wegmieterden, omdat de gevulde koeken en snickers uit de automaat toch veel lekkerder zijn? [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen