weerpraatje
- Geluid: weerpraatje (hulp, bestand)
- weer·praat·je
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | weerpraatje | weerpraatjes |
het weerpraatje o dim. tant.
- (meteorologie) het vertellen door de weerman wat voor weer het gaat worden
- Het weerpraatje volgt na het nieuws.
- Het woord weerpraatje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.