• week·end·re·tour
enkelvoud meervoud
naamwoord weekendretour weekendretours
verkleinwoord weekendretourtje weekendretourtjes

het weekendretouro [1]

  1. treinkaartje voor heen- en terugreis dat geldig is voor de periode van vrijdagavond tot en met zondagavond
     Toch voelde hij zich niet anders dan die achttienjarige die met een weekendretour op zak samen met zijn kleine broertje op bedevaart ging naar de Love Parade in Berlijn.[2]
     Door deze prijswijziging zullen een aantal kaartsoorten verdwijnen. Het weekendretour, de 5-retourkaart en het rondreisticket zullen vanaf volgend jaar niet meer te koop zijn.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026334672
  3.   Weblink bron “Treinkaartje volgend jaar 2 procent duurder” (vrijdag 30 juli 2010, 20:04), NOS