week los
- week los
vervoeging van |
---|
losweken |
week (...) los
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losweken
- Ik week los.
- gebiedende wijs van losweken
- Week los!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losweken
- Week je los?
- Het woord week los staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.