week in
- week in
vervoeging van |
---|
inweken |
week in
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inweken
- Ik week in.
- gebiedende wijs van inweken
- Week in!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inweken
- Week je in?
vervoeging van |
---|
inwijken |
week in
- enkelvoud verleden tijd van inwijken
- Ik week in.
- Jij week in.
- Hij, zij, het week in.
- Ik week in.
- Het woord week in staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.