Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • week in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inweken

week in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inweken
    • Ik week in. 
  2. gebiedende wijs van inweken
    • Week in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inweken
    • Week je in? 
vervoeging van
inwijken

week in

  1. enkelvoud verleden tijd van inwijken
    • Ik week in. 
    • Jij week in. 
    • Hij, zij, het week in. 


Gangbaarheid