Waterpassen.


  • wa·ter·pas·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
waterpassen
waterpaste
gewaterpast
zwak -t volledig

waterpassen

  1. overgankelijk het meten van hoogteverschillen en afstanden (weliswaar met lage nauwkeurigheid) tussen punten in het landschap met behulp van een waterpasinstrument
    • In het "Lutterzand" werd een terrein van 20 ha opgenomen en gewaterpast.[1] 

de waterpassenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord waterpas
94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]
  1. blz 118 Tijdschrift der Nederlandsche Heidematschappij, volumes 14-15, 1902
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be