wanddikte
- wand·dik·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wanddikte | wanddiktes |
verkleinwoord |
de wanddikte v
- de (afmeting van de) dwarsdoorsnede van de wand
- De wanddikte bedroeg drie centimeter.
- Het woord wanddikte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.