• wal·hal·la
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘paradijs’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1800 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord walhalla walhalla's
verkleinwoord walhallaatje walhallaatjes

het walhallao

  1. een ideale plek
    • Dit skigebied is een waar walhalla voor goede skiërs. 
95 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[2]