• waart
vervoeging van
waren

waart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waren
    • Jij waart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waren
    • Hij waart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van waren
    • Waart! 
vervoeging van
zijn

waart

  1. gij-vorm verleden tijd van zijn
    • Gij waart. 
  2. (verouderd) verleden tijd tweede persoon meervoud
    • Jullie waart hier nog niet.