• waar·de·vast·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord waardevastheid
verkleinwoord

de waardevastheidv [1]

  1. het gelijk blijven of stijgen van de waarde van een bepaald object
    • De directie krabbelt terug omdat er nog niets is geregeld met de huurders van Dolphia. Verder heeft een potentiële nieuwe huurder, zorginstelling Wopit, zich teruggetrokken. Ook zijn er onvoldoende garanties voor waardevastheid van het pand. [2] 
    • De VVD-fractie wil dat er een lening wordt verstrekt, waarbij het geld wordt gebruikt voor onderhoud van het pand en de inventaris. VVD-raadslid Chris Walraven: ,,Dat is cruciaal voor de waardevastheid van het pand. Walraven gaf ook aan vertrouwen te hebben in de mogelijkheden van Het Punt. ,,Ik was recent nog aanwezig en heb me verbaasd over de enorme drukte. [3] 
    • Het kan geen toeval zijn dat geld altijd in verband is gebracht met het goddelijke. Op munten prijken al millennialang beeltenissen van goden. Recente voorbeelden zijn opschriften zoals ”God zij met ons” op de Nederlandse munt van 2 euro en ”In God we trust” op Amerikaanse bankbiljetten. Wat ons bezielt om God af te beelden of te vermelden op het slijk der aarde? Blijkbaar heeft geld iets sacraals. Afgezien van het feit dat afbeeldingen en inscripties vervalsing tegengaan, geeft een verwijzing naar het hogere aan valuta een goddelijk keurmerk. Het is alsof de goden persoonlijk garant staan voor de courantheid en waardevastheid ervan. [4]