Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waai·e·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
waaieren
waaierde
gewaaierd
zwak -d volledig

Werkwoord

waaieren

  1. inergatief een waaier gebruiken
    • In de hete rechtzaal werd druk gewaaierd. 
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be