waaieren
- waai·e·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
waaieren |
waaierde |
gewaaierd |
zwak -d | volledig |
waaieren
- inergatief een waaier gebruiken
- In de hete rechtzaal werd druk gewaaierd.
2. zich koelte toewuiven
- Het woord waaieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waaieren" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be