vuurwapenbezit

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  vuurwapenbezit    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• vuur·wa·pen·be·zit

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  vuurwapen zn  en  bezit zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	vuurwapenbezit
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het vuurwapenbezit o

1. het al of niet onwettig in eigendom hebben van een of meer vuurwapens

   ▸ Alles wat een terrorist zou kunnen uitrichten was al verboden of streng verboden: moord, ontvoering, sabotage, verwoesting met gevaar voor de openbare veiligheid, onwettig vuurwapenbezit, vliegtuigkaping en wat je allemaal nog meer op zou kunnen sommen uit het repertoire van terroristen, het was natuurlijk sinds mensenheugenis al strafbaar.

   ▸ Vorige week maandag werd een man van 31 doodgeschoten bij metrostation Coolhaven. Een dag later werd de eerste verdachte aangehouden, een 34-jarige man uit Steenbergen. Hij wordt verdacht van poging tot doodslag en vuurwapenbezit.

Gangbaarheid

• Het woord vuurwapenbezit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.