Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vul uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitvullen

vul (...) uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvullen
    • Ik vul uit. 
  2. gebiedende wijs van uitvullen
    • Vul uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvullen
    • Vul je uit? 

Gangbaarheid