Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·blij·vend·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijblijvendheid vrijblijvendheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vrijblijvendheidv

  1. het niet afdwingbaar zijn van afspraken en beloftes
    • Kabinet, verzekeraars en zorgaanbieders moeten razendsnel met maatregelen komen om de personeelstekorten in de zorg terug te dringen; de tijd van vrijblijvendheid is voorbij. Dat constateert adviesbureau Berenschot in een rapport dat vanmiddag door de beroepsvereniging voor verpleegkundigen en verzorgenden aan de Tweede Kamer is aangeboden. [2] 
    • De onderwijsinspectie kraakt nog wel kritische noten over het ‘wankele evenwicht’ tussen wat onderwijsbesturen zelf mogen bepalen en de sturing door de overheid. "Er dreigt vrijblijvendheid te ontstaan", stelt de woordvoerder. Scholen benutten niet altijd de ruimte die zij hebben, maar de overheid is ook niet duidelijk over wat zij van scholen verwachten. Hierdoor komt het burgerschapsonderwijs maar niet van de grond. [3] 
    • Daarom ziet Oost Gelre liever dat het juridisch goed wordt geregeld, zodat die vrijblijvendheid er niet meer is. Bronsvoort: "Neemt niet weg dat wij er ook voor zijn de samenwerking tussen de Achterhoekse overheid, ondernemers en organisaties te versterken." [4] 

Gangbaarheid


Verwijzingen