• vre·de·sticht·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord vredestichtster vredestichtsters
verkleinwoord

de vredestichtsterv

  1. iemand die zorgt dat oorlogvoerende of ruziemakende partijen vrede sluiten of de ruzie bijleggen
    • Een 63-jarige vader sloeg met een knuppel in op zijn zoon van 41. Deze verdedigde zich met een samoeraizwaard. De moeder mengde zich, mogelijk als vredestichtster, met een paraplu in de strijd. „Allen waren zwaar beneveld”, aldus de verklaring.[2] 
    • In 1966 (zij was weer fractielid sinds 1963) steunde ze Schmelzer toen deze het centrum-linkse kabinet-Cals liet sneuvelen. Ze had nog als vredestichtster willen optreden en meende dat Cals te halstarrig was.[3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 11 feb. 2017
  3. Volkskrant JAN JOOST LINDNER 2 december 1998