enkelvoud meervoud
naamwoord vorke vorken
verkleinwoord

vorke

  1. (gereedschap)(huishouden) vork; voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten


enkelvoud meervoud
naamwoord vorke vorken
verkleinwoord

vorke

  1. (gereedschap)(huishouden) vork; voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten


enkelvoud meervoud
naamwoord vorke vorkn / vorken
verkleinwoord

vorke

  1. (gereedschap)(huishouden) vork; voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten


enkelvoud meervoud
naamwoord vorke vorkn
verkleinwoord

vorke

  1. (gereedschap)(huishouden) vork; voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten