voorschieten
- voor·schie·ten
- samenstelling van voor en schieten [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorschieten |
schoot voor |
voorgeschoten |
klasse 2 | volledig |
voorschieten
- ditransitief iemand een geldbedrag geven dat later verrekend zal worden
- Hij kreeg het bedrag van zijn baas voorgeschoten.
- Het woord voorschieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorschieten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ voorschieten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be