Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·druk·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

voordrukken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voordrukken
drukte voor
voorgedrukt
zwak -t volledig
  1. vooraf bedrukken
     De NMBS laat minstens 2 miljoen forfaitbiljetten voordrukken, die tegen 1 januari verspreid zullen worden aan alle loketten en onder alle treinbegeleiders.[2]
  2. voorbereidend drukken voordat de definitieve druk plaatsvindt


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    (cb)
    “NMBS legt potlood en papier klaar” (07/12/1999), De Standaard